Weg naar het onbekende. De zin van het Niet-Weten

Dat is de titel van het boek dat ik samen met hoogleraar Hindoeïsme en Boeddhisme Paul van der Velde heb geschreven. Het komt in april uit.

Een mens kan niet alles weten, zeker de toekomst niet, want die is ongewis en daarmee niet te controleren. Hoe meer je die controle wilt hebben op keuzes die met de toekomst te maken hebben, hoe meer je te maken hebt met keuzestress. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor organisaties, waar controle-mechanismen de orde van de dag bepalen. 

Wat we weten is zo groot als de aarde en wat we niet weten zo groot als het heelal. In die verhoudingen moet je het zien. Hoe dan ook, er zullen altijd onzekerheden blijven bij welke beslissing je ook neemt.  

Het heeft dus veel meer zin in je te verdiepen in de onzekerheden die horen bij het niet-weten, dan te investeren in controlemechanismes die de onzekerheden weg willen poetsen.   

De vraag die in dit boek gesteld wordt is hoe je om kunt gaan met de onzekerheden van het Niet-Weten (nu met hoofdletters). Kan het je uitdagen, je laten twijfelen , je dynamiek aanreiken, je creativiteit aanboren, je intuïtie ruimte geven en niet in de laatste plaats: je laten relativeren? 

Het kan je ook duidelijk maken dat er grenzen zijn aan wat je kunt weten. Het Niet-Weten is meer aan de mens eigen, dan het weten. En over de confrontatie met die grens, het Niet-Weten, daarover gaat dit boek ook. 

 Met behulp van boeddhistische en Westers filosofische denkbeelden verkennen wij de weg van het onbekende. Dat doen we via de dialoog waarbij we thema’s als, controle, vertrouwen, schoonheid en liefde niet schuwen. De zin van het Niet-Weten is het omarmen van de onbekende weg als een prachtige weg. Of je het wilt of niet wilt: we lopen allemaal die onbekende weg, ook degenen die het weten.

Wat wij kunnen leren van mijn naamgenoot Ignatius

De levensgeschiedenis van Ignatius van Loyola is een heel bijzondere. Wat kunnen wij van deze bijzondere geschiedenis leren?

Ik zou nooit naar Ignatius zijn vernoemd als hij – toen hij nog Iñigo heette – geen bom tegen zijn benen had gekregen. Toeval bepaalt de geschiedenis. Het is mei 1521 en Iñigo (de Baskische naam Ignatius) is als ridder in dienst van de hertog van Navarra en verdedigt de stad Pamplona tegen een Franse overmacht. Een Franse kanonskogel verbrijzelt zijn benen en hij kan niet meer verder vechten. Uiteindelijk winnen de Fransen en ze gedragen zich edelmoedig. Iñigo wordt verpleegd in de stad en na 15 dagen wordt hij met een overdekte draagbaar naar zijn ouderlijke huis in Loyola gebracht. Zijn benen zien er slecht uit de artsen besluiten ze opnieuw te breken en te zetten. Hij zweeft op het randje van de dood, maar wordt uiteindelijk beter na een ziekbed van een jaar. Het uiteindelijke resultaat is dat zijn ene been korter dan het andere been blijft.

Geïnspireerd door boeken

Iñigo verveelt zich rot in bed en vraagt om ridderromans, maar die zijn niet aanwezig in het kasteel. Er zijn wel twee boeken over heiligenlevens en uit armoede begint hij te lezen in de Vita Christi van de kartuizer Ludolf van Saksen en de Flos Sanctorum van Jacobus de Voragine. Ignatius beschrijft het zelf mooi. In het begin blijft hij denken aan schone jonkvrouwen, aan de verzen die hij aan hen zou schrijven en aan het wapentuig waarmee hij indruk op hen zou maken. Kortom, hij zou zijn normale ridderleven weer ter hand nemen en wij zouden nooit meer iets van hem gehoord hebben. Zelfs in zijn ziekbed gaf hij zichzelf over aan wereldse ijdelheden, zo zegt hij zelf.

jonathan-kemper-4_ZvmLAeIZk-unsplash

Gelukkig kwam de Heer hem te hulp. Op deze gedachten volgen namelijk andere gedachten die compleet nieuw voor hem zijn en die te maken hebben met de heiligen uit de boeken. Hij wil net zo heilig worden als Sint Franciscus of Dominicus. Volgens hem moet dat kunnen. De verschillende wereldse en heilige gedachten wisselen elkaar af, maar die wereldse wereld kent hij al en het wordt vermoeiend om daar over te denken. Daarentegen is hij opgewekt wanneer hij aan de heiligen denkt en uiteindelijk maakt hij plannen om hen te volgen. Iñigo wordt uiteindelijk Ignatius.

Twijfelen mag

Wij kunnen veel leren van het verhaal van Ignatius. Hij heeft een druk ridderleven waarbij hij geen tijd neemt voor reflectie en vooral bezig is met de status die bij een ridder hoort. Door een trauma wordt hij gedwongen om daar wel tijd voor te nemen en het zijn boeken die hem inspireren om een ander leven te gaan lijden. Boeken die hij niet eens kende, maar die toevallig in zijn handen terecht gekomen zijn. Het lijkt een spontane beslissing, maar dat is het niet. Hij blijft lang twijfelen en komt uiteindelijk tot de conclusie dat zijn oude leven maar een vermoeiend leven is. Hij wil het leven van de heiligen uit de boeken die hij gelezen heeft gaan leven. Iñigo wordt niet meteen Ignatius.

Volg niet de weg van de ander

Om zijn vergeving te krijgen voor zijn zondige leven probeert Iñigo nog fanatieker heilig te zijn dan Franciscus. Dat ambitieuze fanatisme heeft er bij hem altijd ingezeten. Dus hij gaat nog langer vasten dan dat Franciscus heeft gedaan. Tuchtiging en onthouding zouden hem verder op weg helpen. Gelukkig voor mij raakt Iñigo in een crisis. Als hij daar niet uitgekomen was, dan had ik zijn naam niet gedragen.

aaron-burden-niSXrcg3Gk8-unsplash

Ditmaal krijgt hij het inzicht bij een rustig kabbelende rivier. Voor mij is dat volstrek logisch. Je gedachten kabbelen mee op de stroom van het water. Hij komt tot het inzicht dat hij alleen maar bezig is om heiligen na te jagen; hij is zichzelf uit het oog verloren. Door al dat geboet is de vrede in zichzelf niet gekomen. Hij komt tot het inzicht dat God helemaal niet zo streng is en dat hij Iñigo aanvaardt als een normaal mens met al zijn grilligheden. God heeft hem dat geleerd en hij ziet God nu als een leraar. Die rivier zorgt ervoor dat Iñigo Ignatius is geworden: de grote pedagoog. Zijn doel is de mensen onderwijzen zoals hij ook onderwezen wordt door God. Precies daar heb ik zijn naam aan te danken.

Troost en troosteloosheid

Ignatius ziet in dat hij zelf totaal verschillende gemoedstoestanden kan hebben. Hij leert deze te onderscheiden in positieve en negatieve gemoedstoestanden. Hij noemt ze geestelijke vertroosting en geestelijke troosteloosheid. Dit onderscheid is voor Ignatius essentieel en zorgt ervoor dat hij continu kritisch naar zijn eigen handelen en gemoedstoestanden kijkt. Het lezen van heiligenlevens biedt hem troost en het lezen van ridderromans maakt hem troosteloos.

Geestelijke vertroosting is een inwendige beweging die in de ziel ontstaat en die uiteindelijk leidt tot vreugde, hoop en geloof. Bij geestelijke troosteloosheid gaat het over de duisternis en de verwarring van de ziel. Vreugde, hoop en geloof zijn dan ver weg. Het gaat er dus om om troost te vinden. Volgens Ignatius is dat in eerste instantie een innerlijke beweging: je legt je noodlot of geluk in beginsel niet bij anderen neer. Tegelijkertijd is het wel belangrijk dat je je open stelt voor anderen. Je kan pas anderen troosten, wanneer je je laat troosten. Dan geef je oprechte aandacht aan de ander. Troost geven kan pas, wanneer je je met jezelf verzoent. Dat vraagt permanente oefening. Wanneer het onverzoenlijke op de loer ligt, is verbittering nabij. Door verzoening en vertroosting is de innerlijke vrede nabij. Een mooie les om bij stil te staan. Zeker in deze coronatijd.