Soms zijn er termen die aan mode onderhevig zijn en iets zeggen over de tijdsgeest waarin we leven. Als loopbaanbeleider kom ik om de haverklap de term ‘persoonlijk leiderschap’ tegen. Wat heb ik een aversie tegen deze term. Ik leg het hieronder uit.
‘Leiderschap’ is dus zo’n term. Dan gaat het niet alleen over Trumpiaanse leiderschapsstijlen, zoals we bij de Amerikaanse verkiezingen beleven, of om leiderschapsstijlen bij een bedrijf of organisatie. Het gaat tegenwoordig ook om leider te zijn van je eigen leven. Overal vind ik cursussen om iets aan mijn eigen leiderschap te doen.
Ik vind leiderschap een vreselijke term. Alsof het leven maakbaar is; alsof je daar volstrekte zeggenschap over hebt. Ik wil helemaal geen leider zijn van mijn eigen leven, dat getuigt naar mijn smaak van een ontzettende arrogantie. Het is alsof ik mezelf op een voetstuk moet plaatsen om mijn leven betekenis te geven. Hoe groot moet mijn ego zijn? Bah.
De Ander
Dan kom ik uit bij de Franse filosoof Emanuel Levinas. Hij heeft een hekel aan ego’s. Levinas baseert zijn filosofie op de ontmenselijking tijdens de tweede wereldoorlog. Aan het fysieke geweld in de tweede wereldoorlog gaat een fundamentele vorm van geweld vooraf: het ontwijken van de blik van de Ander, het niet in de ogen willen kijken van de Ander, de ontkenning dat de Ander een gezicht heeft. Ander schrijft Levinas met een hoofdletter om dat het daar in het leven om gaat. Als je de ander niet meer als mens ziet met een gezicht, kun je hem of haar van alles aan doen.
Levinas heeft het over het gelaat omdat dat het meest sprekende gedeelte van de mens is, dat bijna altijd onbedekt is. Juist nu in Coronatijd zorgen de mondkapjes ervoor dat niet alle mimiek kan zien. Je zoekt de Ander via het gelaat, omdat via het gezicht het innerlijk van de mens ziet. Als er iemand op een voetstuk moet staan dan is dat niet de leider; ook niet de leider in jezelf, maar de Ander. Door via de Ander te denken, worden we aangesproken op onze verantwoordelijkheid en onze egocentrische neigingen.
Pleidooi voor de kleine goedheid
De leider streeft naar een ‘grote goedheid’ en de niet-leider naar de ‘kleine goedheid’, aldus Levinas. Wanneer de mens naar grote goedheid streeft dan gaat dat altijd ten koste van Anderen, de kans dat hij ontspoort is dan groot. De grote goedheid leidde tot de moord op zes miljoen joden in de tweede wereldoorlog. Maar ook de grote goedheid van het persoonlijke leiderschap gaat ten koste van de Ander. Het is in principe een egocentrische bezigheid hoe je je zelf kan leiden hoe je tot de ander kan verhouden, zodanig dat je er beter van wordt.
De kleine goedheid is echter overal, maar wordt weinig gezien, omdat die in principe heel bescheiden en nederig is. Wanneer je via de Ander denkt en op basis daarvan voor de Ander zorgt, dan doe je per definitie het kleine goede. Dat hoeft niet op een voetstuk geplaatst te worden. Zorgen voor iemand is ook zorgen voor jezelf: het geeft voldoening en maakt je bescheiden. Daar heb je helemaal geen leiderschap voor nodig. Zeker niet in tijden van Corona. Integendeel.